- Gepubliceerd: 02 oktober 2022 02 oktober 2022
- Hits: 654 654
Je bent misschien bij de gelukzakken die hen al wel eens vreemde capriolen hebben zien maken in de weiden en velden in je buurt. Want niet alleen in de natuurgebieden in ons beheer, maar ook in het wijdere en landelijke landschap kan je ze bokkensprongen zien maken. Of moeten we ‘geitensprongen’ zeggen? De Latijnse benaming voor deze huppelende elegantie is namelijk Capreolus capreolus, van het Latijnse woord voor ‘wilde geit’. De Italiaanse woorden ‘capriolo’ (‘reebok’) en ‘capriola’ (‘sprong’) zijn daar niet vreemd aan. Meesters in malle streken dus, als we de Dikke Van Dale mogen geloven.
Het is geen geheim meer dat de Molenbeekvallei een warme thuis is voor reeën en hun kalfjes. Ze vinden er plekken waar het rustig is, waar ze genoeg te eten hebben en waar ze beschut kunnen staan en hun kalfjes kunnen baren. Koen De Smet houdt er het reeënbestand in het oog met behulp van wildcamera's en getuigt telkens met enthousiasme over de nieuwe geboortes. Vaak zijn het zelfs twee- of drielingen.
Maar ook het gebied Grote Boshoek, en met name het Uilenbos tussen Boechout en Hove, herbergt een grote reeënpopulatie. Het zal dan ook niet verwonderen dat inwoners van de omliggende gemeenten deze kleine ‘hertachtigen’ geregeld kunnen observeren in de omliggende velden en bossen. Vooral wie ‘s ochtends vroeg op pad is of bij zonsondergang een wandeling maakt of naar buiten tuurt, maakt kans om hen te spotten. Dan komen ze uit hun beschutte plek om voedsel te zoeken. Overdag verschuilen ze zich om te rusten en te herkauwen. Sporadisch komen ze zelfs dichter bij de menselijke bevolking. Zo werd er wel eens eentje gespot in het Heuvelhof in Boechout. Helaas worden er ook verongelukte exemplaren teruggevonden langs de steenwegen tussen Mortsel en Lier.
En dat brengt ons meteen bij een heikel punt: het gebrek aan verbindende natuur. Reeën verplaatsen zich van het ene stukje natuur naar het andere om aan eten te geraken of om veilige rustplekken te vinden. Ze houden zich dus zeker niet aan de begrenzingen van natuurgebieden waarbinnen ze worden beschermd. Bij voorkeur houden reeën zich op in de overgangszones tussen een bos en een open plek, maar ze verplaatsen zich ook of zoeken beschutting in houtkanten, struwelen, greppels en rietkragen. Die verdwijnen echter zienderogen door de toenemende schaalvergroting van de landbouw en de stijging in bebouwde oppervlakte. Onze natuur raakt zo almaar meer versnipperd en vormt geïsoleerde eilanden, waardoor het steeds moeilijker wordt voor dieren (én planten) om te migreren doorheen het landschap. Ook de aanleg van wegen vormt een grote belemmering voor reeën. Dat maakt hen ‘overstekend wild’ en zo riskeren ze hun leven.
Op zich zijn reeën eerder moeilijk te observeren: ze zijn schuw, ze leven – zeker in de lente en de zomer – niet in groep en ze kunnen zich ontzettend goed camoufleren. Ze kunnen goed horen en bij verstoring gaat een ree er met grote, gracieuze sprongen vandoor, waarbij hij met gemak een hek of omheining over springt. De kans dat je er eentje ziet, wordt almaar groter: de voorbije tientallen jaren is het aantal reeën in Vlaanderen sterk gestegen tot meer dan 20.000 dieren. Je vindt ze algemeen in de bossen in de provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant, maar ook in West- en Oost-Vlaanderen neemt het aantal reeën toe.
Hoe kan je ze dan herkennen? De ree is een middelgroot hoefdier met in de zomer een zandgele tot roodbruine vacht. In de herfst groeit zijn dikkere en warmere wintervacht aan en die is dan grijsbruin tot zwart. Zijn camouflagekleuren zijn dus goed aangepast aan elk seizoen. Hij heeft ook een typische witte vlek op de borst. Een ree heeft opvallend grote oren, grote ogen, een zwarte neus en een witte kin. De reebok heeft een eenvoudig gewei. Dat wordt tussen oktober en januari afgeworpen wanneer hij het niet meer nodig heeft. Hij gebruikt het immers om er zijn territorium mee te verdedigen in de lente en de zomer, maar vooral ook om te imponeren tijdens de bronst natuurlijk. Tegen de lente wordt er dan een nieuw gewei aangemaakt. De witte vlek op het achterwerk van de ree noemen we een spiegel.
In de afgelopen zomermaanden zochten de reegeit en reebok elkaar op om te paren. Reeën kennen een ‘verlengde draagtijd’ om te voorkomen dat de jongen in de winter geboren worden. Wanneer de reegeit is bevrucht, duurt het namelijk een aantal weken voordat de baby gaat groeien. Pas ergens in december gaat die groei van start. Het reekalfje is dan tegen mei-juni volgroeid en wordt dan geboren. Na de geboorte drinken de jonge reetjes melk bij de moeder. De jongen hebben witte vlekken op een rij op hun rug en flanken. Dat laatste noemen ze wel eens het ‘bambisyndroom’, naar het gelijknamige tekenfilmfiguurtje. Maar vergis je niet, Bambi is een witstaarthert en geen ree. Na zes weken vervagen de vlekken om in oktober te verdwijnen. De jongen blijven bij de moeder tot de volgende worp. Daarna worden de jaarlingen weggejaagd en moeten ze een eigen territorium zoeken.
In de herfst lijken reeën wat socialer: ze verzamelen zich dan in groepen die we ‘sprongen’ noemen. What's in a name. Ze zijn dan een pak rustiger ook, want ze gaan langzaamaan in een soort ‘spaarstand’. Hierbij gaan lichaamstemperatuur, polsslag, ademhaling en stofwisseling drastisch omlaag. Allemaal energiebesparende maatregelen, terwijl ze hun buikje rond eten en vetreserves aanleggen voor de winter. Reeën smullen verder van alles dat groen is. Zoeken naar voedsel beslaat het grootste deel van hun dag. De ree eet vooral de knoppen, jonge twijgen en jonge blaadjes van bijvoorbeeld braam, framboos, klimop, hazelaar, maar ook bessen, eikels, beukennootjes en paddenstoelen staan op het menu. Ze blijven wel steeds alert: na elke paar happen kijkt een van hen met een ruk op om lucht te snuiven en de omgeving af te zoeken. Door hun beperkte maaginhoud is de ree verplicht meerdere keren per dag kleine hoeveelheden voedsel op te nemen en te rusten en herkauwen in de tussenperioden.
Je hebt het misschien al door; rust en beschutting vormen de rode draad in dit verhaal. Reeën kunnen er wel tegen dat er landbouwactiviteiten in de buurt zijn of dat wegen en paden door fietsers en voetgangers gebruikt worden, zolang ze goede beschutting hebben of voldoende afstand kunnen houden. Onvoorspelbare verstoringen echter, zoals loslopende honden of personen die afwijken van de normale paden of wegen, vormen wél een bedreiging. We kunnen dus niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is dat je je aan de voorziene wandelpaden houdt in onze natuurgebieden. En houd de hond aan de leiband. Natuurpunt legt daarom ook stiltegebieden aan waar de natuur haar eigen gangetje kan gaan, zonder menselijke inmenging. En worden er rustperiodes ingelast, zoals in het Uilenbos, waar bepaalde wandelpaden niet toegankelijk zijn in de periode dat de kalfjes worden geboren. Maar laat dat je vooral niet ontmoedigen. Trek naar buiten dit najaar, speur de horizonten af en wie weet valt jou ook zo'n bijzondere ontmoeting te beurt!
P.S. De mooie foto’s bij dit artikel komen bijna allemaal van Paul Van Dyck, een rasechte natuurliefhebber en bovendien een gepassioneerd hobby-natuurfotograaf! Dankjewel, Paul!
Tekst: Anja Wijffels