De herfstwandelingen in natuurgebied de Molenbeekvallei werden al een aantal keer geleid door Lieve Deceuninck, dé paddenstoelenspecialiste van onze regio. Steeds weer deelt zij boeiende verhalen over deze grotendeels verborgen wereld.

Alleen wanneer we de vruchtlichamen kunnen zien, kunnen we soorten determineren. En laat dat nu net Lieves’ specialiteit zijn: op een wetenschappelijke manier gevonden soorten beschrijven en determineren. Zo heeft ze er al veel weten vast te leggen die we nog nooit eerder in onze streek hadden waargenomen. Lieve werkt in heel onze regio, maar woont in Boechout. Valt er dus lokaal iets mycologisch te spotten, dan is de kans groot dat Lieve al in de buurt is om te determineren.

Specialistische kanalen zoals Sporen, de nieuwsbrief van de Koninklijke Vlaamse Mycologische Vereniging vzw, en Sterbeeckia, een wetenschappelijk tijdschrift, maken de vondsten wereldkundig. Helaas bereikt deze unieke kijk in de wereld van mycologie onze lokale natuurliefhebbers niet gemakkelijk. Daardoor missen we de kans om mensen warm te maken om zelf deel uit te maken van de schare fans van het zeer uitgebreide paddenstoelenrijk. We lanceren nu een reeks waarin we telkens een vondst vanuit Land van Reyen zullen bekijken. Misschien vind je de soorten binnenkort ook op andere plekken? Let wel: zelf plukken mag meestal alleen als je beschikt over een specifieke toelating.

Chrysomphalina grossula

Groengeel trechtertje (Chrysomphalina grossula)

Op een droge novemberdag - op 5 november 2021 om precies te zijn - viel er tijdens een wandeling in en rond het Boechoutse centrum mycologisch nog veel te beleven. De natte oktobermaand was daar waarschijnlijk niet vreemd aan. Zo was het langs de Koude Beek genieten van een mooie bundelfranjehoed (Psathyrella multipedata) die zich in de wegberm ontwikkeld had. We hielden ook even halt bij een oude wilgenstam. Vanuit een grote scheur keek een sombere honingzwam (Armillaria ostoyae) uit op een reusachtige heksenkring van nevelzwam (Clitocybe nebularis), een populiermelkzwam (Lactarius controversus) en meerdere exemplaren van dubbelgangeramaniet (Amanita simulans) die aan de overkant van de weg groeiden. Nabij het winkelcentrum trok een voortuintje nog even de aandacht: kleine paddenstoelen met een merkwaardige geelgroene kleur staken af tegen vochtige, donkere houtsnippers. Door de opvallende kleurtint, samen met de sterk aflopende, vrij dikke en wijd uiteen staande lamellen, dachten we heel even aan wasplaat (Hygrocybe). Wasplaten vinden we vooral in schraal grasland en zijn meestal geassocieerd met grassen of mossen. Geboeid door deze vondst namen we enkele exemplaren, samen met wat nog vastgehechte houtsnippers, mee voor verder onderzoek. Het resultaat? Groengeel trechtertje (Chrysomphalina grossula).


Macroscopie ( = wat je kunt waarnemen zonder microscoop). Foto 1: Hoed 5-25 mm, eerst olijfgeel, groengeel, later meer bruingeel en uiteindelijk geelwit tot bijna wit, convex, later genaveld tot trechtervormig; oppervlak doorschijnend gestreept, hygrofaan (wanneer bij het uitdrogen de kleur verandert), droog, glad. Lamellen boogvormig tot driehoekig, aflopend, op gelijke hoogte aan de steeltop aangehecht, vrij dik, wijd uiteen, soms gevorkt of geaderd (interveneus), bleek groenachtig geel, verblekend naar witachtig of crème. Steel 10-38 × 1-3 mm, cilindrisch, lichtgeel tot groenachtig geel, bleker naar de basis, droog, glad; basis wit donzig. Vlees wit tot crèmekleurig, taai en hol in de steel. Geur niet specifiek. Smaak mild.

Microscopie ( = wat je kunt waarnemen met microscoop). Wetenschappelijk onderzoek beschrijft alles wat tot determinatie leidt, zie ter illustratie de bijgevoegde foto’s, maar is zeer technisch en moeilijk leesbaar. Wens je toch meer te weten over dit onderzoek, dan brengen wij je graag in contact met Lieve.

Sporenvormende_cellen_van_Chrysomphalina-grossula

Determinatie. Na een analyse volgt de determinatie waarbij ‘sleutels’ worden gebruikt om tot de juiste soort te komen. Zo wordt het genus Chrysomphalina weerhouden. Van de twee in Europa voorkomende soorten, C. grossula en C. chrysophylla (Fr.) Clémençon, onderscheidt groengeel trechtertje, de eerste soort, zich door kleinere, geelgroene tot olijfgele vruchtlichamen (hoed tot 25-30 mm breed) en kleinere sporen. C. chrysophylla is een grotere soort (hoed tot 50-60 mm breed) en heeft fellere goudgele tot oranje lamellen en grotere sporen (9-12 × 5-6 µm). Macroscopisch wat op groengeel trechtertje gelijkend is de mooie maar terrestrisch groeiende soort prachttrechtertje (Haasiella venustissima (Fr.)) met (licht)oranje vruchtlichamen, een donzige hoedrand en steel.

Ecologie en voorkomen. Het genus Chrysomphalina bevat saprotrofe ( = gedijend op dood hout) soorten, solitair of in kleine groepjes op rottend hout van coniferen groeiend, in het bijzonder spar (Picea). Om er zeker van te zijn dat het bij deze vondst effectief om coniferensnippers ging, voerden we een houtkooktest uit. Wereldwijd zijn er binnen dit kleine genus drie soorten: C. auranaca, C. chrysophylla, C. grossula. De laatste twee zijn uit Europa gekend, maar alleen groengeel trechtertje spotten we al in België (zes uurhokken) en Nederland (31 atlasblokken). Deze soort staat geboekt als (vrij) zeldzaam maar plaatselijk algemeen, en neem je vooral in de late herfst waar - van oktober tot december.

Besluit. Een schijnbaar eenvoudige maar toch pittige determinatie.

Tekst: Lieve Deceuninck & Marc Broeckx
Foto’s: Lieve Deceuninck

 
Deel deze pagina via:
Schrijf je in op onze nieuwsbrief
 
Mis geen activiteit en blijf op de hoogte van het laatste nieuws
captcha 
Vul in het laatste veld de 3 blauwe tekens in.
Lees hier hoe wij jouw privacy respecteren.
Werken in én voor de natuur? Vervoeg je bij andere vrijwilligers van onze beheerteams en schrijf je hieronder in. Dan verwittigen we je wanneer we op het veld gaan werken.
captcha 
Vul in het laatste veld de 3 blauwe tekens in.
Lees hier hoe wij jouw privacy respecteren.